“Paddenstoelen telen is kleine stapjes zetten.”

Hoe je champignons moet kweken is in Nederland wel bekend. Aan de lopende band produceert Nederland duizenden kilo’s champignons. Maar de exotische soorten die Geert-Peter en Jolanda kweken zijn een heel ander verhaal.

Geert-Peter: “Iedere soort heeft weer zijn eigen handleiding.” Met een heleboel trial and error heeft Geert-Peter uitgevogeld hoe hij de de mooiste paddenstoelen kan kweken en wanneer ze het lekkerst zijn om te eten.

Substraatblokken en een beetje lucht

Geert-Peter neemt zijn gasten graag mee naar één van zijn ‘kraamkamers’, een container met rijen en rijen zakken. Ze variëren in kleur van wit tot geel en bruin. Je zou eigenlijk zeggen dat ze al over de datum zijn, maar het zijn speciale substraatblokken. Daar gaan de paddenstoelen op groeien. “Voelen jullie hoe warm het hier is?”, vraagt Geert-Peter.

De warmte komt van de substraatblokken zelf. Daar broeien en groeien de schimmels in die uiteindelijk paddestoelen gaan vormen.

In de verschillende teeltruimtes gebruikt Geert-Peter een computer om de luchtvochtigheid, het CO2-gehalte en de temperatuur juist te houden. “Je moet ook rekening houden met de buitentemperatuur en het seizoen. De computer doet precies wat je hem vertelt, maar dan moet je wel de juiste dingen invoeren.”

Alles met de hand

Ook het plukken van de paddenstoelen gaat met de hand. Jolanda legt uit waarom: “In een ideale situatie zijn alle paddenstoelen tegelijk even groot. Maar we werken met soorten die op één blok veel verschillen in grootte en groei. We plukken ze alleen op het moment dat ze het lekkerst zijn om te eten.”

Pluk je te vroeg, dan krijgt de paddenstoel te weinig bite. Pluk je te laat, dan is hij eigenlijk niet lekker meer. Om nog maar te zwijgen over het effect van het vochtgehalte op de smaak. Geert-Peter vat de kunst van het telen heel bescheiden samen: “Hoe krijg je een goede paddenstoel? Met goede grondstoffen en vakkennis.”